Shaykh ‘Abdul-‘Aziez bin Baaz
Vraag:
Als het gebed niet geldig is wanneer je Sūrah al-Faatiḥah niet leest, hoe moet iemand dan bidden die Sūrah al-Faatiḥah nog niet kent?
Antwoord:
Het is verplicht voor elke moslim en moslima om Sūrah al-Faatiḥah te leren zodat ze het kunnen reciteren in het gebed. Dit omdat de profeet صلى الله عليه وسلم heeft gezegd:
لاَ صَلاَةَ لِمَنْ لَمْ يَقْرَأْ بِفَاتِحَةِ الْكِتَابِ
“Er is geen gebed voor degene die de opening van het Boek niet leest.”[1]
En de hadieth:
مَنْ صَلَّى صَلاَةً لَمْ يَقْرَأْ فِيهَا بِفَاتِحَةِ الْكِتَابِ فَهْىَ خِدَاجٌ، فَهْىَ خِدَاجٌ، فَهْىَ خِدَاجٌ
“Wie een gebed verricht en geen Sūrah al-Faatiḥah leest dan is deze ongeldig, dan is deze ongeldig, niet compleet.”[2]
En zijn woorden صلى الله عليه وسلم tegen de bedoeïene die zijn gebed niet goed verrichtte:
إِذَا قُمْتَ إِلَى الصَّلاَةِ فَأَسْبِغِ الْوُضُوءَ ثُمَّ اسْتَقْبِلِ الْقِبْلَةَ وَكَبِّرْ، ثُمَّ اقْرَأْ بأُمّ القُرْآن
“Als je het gebed gaat verrichten vervolmaak dan je wassing, richt je tot de qiblah en doe de takbier, en lees vervolgens de moeder van het Boek (Sūrah al-Faatiḥah).” [3]
En zijn woorden صلى الله عليه وسلم:
«لَعَلَّكُمْ تَقْرَءُونَ خَلْفَ إِمَامِكُمْ؟» قُلْنَا «نِعْمَ» قَالَ «لَا تَفْعَلُوا إِلَّا بِفَاتِحَةِ اَلْكِتَابِ، فَإِنَّهُ لَا صَلَاةِ لِمَنْ لَمْ يَقْرَأْ بِهَا»
“Ik neem aan dat jullie de Qor’aan reciteren achter jullie Imaam.” Ze zeiden: “Ja.” Hij zei: “Laat dat. Behalve Sūrah al-Faatiḥah, want voorwaar, er is geen gebed voor degene die het niet leest.” [4]
De boodschapper صلى الله عليه وسلم bedoelde hiermee de gebeden waar hardop wordt gereciteerd. Want in de stille gebeden behoren degenen die achter de Imaam aan het bidden zijn na Sūrah al-Faatiḥah wel nog (een andere Sūrah) te lezen omdat de Imaam niet hardop leest. Dit gaat dan om de eerste en tweede rak’ah in het dhuhr en ‘asr gebed.
En als de (nieuwe) moslim Sūrah al-Faatiḥah (nog) niet geleerd heeft en de tijd van het gebed is ingegaan dan kan hij in plaats daarvan zeggen: Subḥaan Allaah, walḥamdulillaah, wa laa ilaaha illa Allaah, wa Allaahu Akbar, wa laa ḥawla wa laa quwwata illaa billaahi al-‘Alliyyi al-‘Adhiem.
Omdat het vast staat dat een man tegen de boodschapper صلى الله عليه وسلم zei: “O boodschapper van Allaah het lukt mij niet om iets van de Qor’aan te leren. Leer mij daarom iets ervoor in de plaats.” De profeet صلى الله عليه وسلم zei:
قُلْ سُبْحَانَ اللهِ وَالْحَمْدُ لِلهِ وَلاَ إِلَهَ إِلاَّ اللهُ وَاللهُ أَكْبَرُ وَلاَ حَوْلَ وَلاَ قُوَّةَ إِلاَّ بِاللهِ العَلي العَظِيم
“Zeg: Subḥaan Allaah, walḥamdulillaah, wa laa ilaaha illa Allaah, wa Allaahu Akbar, wa laa ḥawla wa laa quwwata illaa billaahi al-‘Alliyyi al-‘Adhiem.” [5]
En het succes ligt bij Allaah.
[1] Ṣaḥieḥ al-Bukhaarie n. 756 en Ṣaḥieḥ Muslim n. 394
[2] Ṣaḥieḥ Muslim n. 395
[3] Aḥmad n. 18516
[4] Abū Daawud n. 823 en Ahmad n. 708
[5] Abū Daawud n. 832
Bron: Madjmu’ Fataawaa van Shaykh Ibn Baaz (29/176)
Vertaald door Umm Ahmed