Shaykh al-‘Allaamah Mohammed bin Ṣaaliḥ al-‘Uthaymien

De meest zekere bewijsvoering in de Sunnah over het vasten betreft de dag van ‘Arafah. De  Profeet ﷺ werd gevraagd over het vasten op de dag van ‘Arafah en hij ﷺ zei:

أَحْتَسِبُ عَلَى اللهِ أَنْ يُكَفِّرَ السَّنَةَ الَّتِي قَبْلَهُ وَالسَّنَةَ الَّتِي بَعْدَهُ
“Ik wens van Allaah dat hij het jaar ervoor (voor de dag van ‘Arafah) wist en het jaar erna schrapt.” [1]

Wat onder sommige mensen een gewoonte is, zoals het toewijden van de zevende, de achtste en de negende dag aan het vasten omdat ze aannemen dat deze dagen een onderscheidende eigenschap hebben, is fout.

Voor degene die gewoonlijk is om elke maand drie dagen te vasten en vervolgens (in deze maand) de zevende, de achtste en de negende dag vast in plaats van de gewoonlijke drie dagen per maand, is dit echter geen probleem.

Echter, de bewering dat het van de Sunnah is om op de zevende, de achtste en de negende dag te vasten, hier bestaat geen enkel fundament voor.

Dus met betrekking (tot het vasten) in deze tien dagen, dan is dit toegestaan op de dag van ‘Arafah alleen, of door alle tien dagen (onafgebroken) te vasten. Maar degene die gewoonlijk is om elke maand drie dagen te vasten en vervolgens (in deze maand) de zevende, de achtste en de negende dag vast in plaats van de gewoonlijke drie dagen in de maand, in deze handeling rust er geen zonde op hem.

[1] Ṣaḥieḥ Muslim n. 1162

Bron: De superioriteit van de eerste tien dagen van Dhul-Hidjah blz 14-15
Vertaald door Abu Jaabir