Shaykh Al-‘Allaamah Mohammed Ibn Ṣaaliḥ Al-‘Uthaymien
Vraag:
Moge Allaah u met het goede tegemoet komen. Sommige mensen zeggen na het gapen: A’ūdhu Billaahi Min Ash-Shayṭaan Ar-Radjiem (Ik zoek mijn toevlucht bij Allaah tegen de vervloekte duivel). Is dit overgeleverd?
Antwoord:
Dit is niet overgeleverd, dat wil zeggen dat het niet is overgeleverd dat de mens na het gapen A’oedhu Billaahi Min Ash-Shaytaan Ar-Rajiem zegt. Het enige wat is overgeleverd is dat de mensen zoveel mogelijk het gapen proberen te bedwingen. Mocht hij dit niet kunnen dan legt hij zijn hand voor zijn mond. En de Profeet ﷺ heeft de mensen naar deze (handeling) geleidt en hij zei niet: “en laat hem toevlucht zoeken tegen de vervloekte duivel”. Als er dan iemand het volgende zegt: “zegt Allaah dan niet “En wanneer een verzoeking van de Satan jou treft, zoek dan je toevlucht bij Allaah: voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alwetende?” En dat de Profeet ﷺ heeft gezegd dat het gapen van de duivel komt?”
Ons antwoord daarop is dan: alles wat jij zegt is correct. Allaah heeft dat inderdaad gezegd en de Profeet ﷺ heeft inderdaad bericht dat het van de duivel afkomstig is. Maar het woord An-Nazgh (النزغ) in het vers betekent: de wens van een persoon om iets slechts te gaan verrichten door een verplichte daad niet uit te voeren of door een verboden daad te verrichten.
Dus wanneer een persoon voelt dat hij zoiets wenst, laat hem dan A’ūdhu Billaahi Min Ash-Shayṭaan Ar-Radjiem zeggen. Wat betreft het gapen, daarover heeft de Profeet ﷺ bericht wat de Sunnah is om tijdens het gapen te verrichten.
Bron: www.binothaimeen.net/content/12341
Vertaald door Yalçın Ünsal